Voor Wim Lagae heeft de liefde voor het tijdrijden een persoonlijke en zelfs emotionele dimensie. “Ik ben afkomstig uit Lendelede, net als Alec Segaert. Dat ik zijn raid naar WK-zilver in Wollongong samen met mijn vader beleefd heb in café De Kluisberg, deed me toch wel wat. Wie tien jaar geleden voorspeld had dat het daar bomvol zou zitten om naar een WK tijdrijden voor U23-renners te kijken, zou gek verklaard zijn. Toen was het nog een supersaaie discipline die moeilijk in beeld te brengen was, maar intussen heeft het een plaats verworven in de belevingseconomie die rond wielrennen hangt. Het ‘marginal gains’-gegeven en de verhalen rond figuren als de Evenepoels, Van Aerts en Ganna’s van deze wereld spreken veel mensen aan, waardoor het tijdrijden eindelijk naar waarde wordt geschat. In ons land is het Victor Campenaerts die deze prachtige discipline opnieuw op de kaart heeft gezet, samen met Yves Lampaert. Zijn onverwachte gele trui in Kopenhagen was natuurlijk geweldig, maar ook het BK tijdrijden in zijn eigen Ingelmunster, waar hij Remco Evenepoel klopte en nadien triomfantelijk op de schouders gehesen werd, was ronduit beklijvend. Ook het duel tussen Roglic en Pogacar staat natuurlijk voor eeuwig op ons netvlies gebrand.”
Meer tijdritten in grote rondes?
Dit laatste brengt ons naadloos bij de discussie over tijdrijden in grote rondes. Het voorbije decennium kozen Giro, Tour en Vuelta vaak voor kortere individuele tijdritten. Een positieve evolutie? “Ik vind van niet”, zegt Filip Speybrouck, die zich eind augustus met een afstand van 50,731 kilometer tot werelduurrecordhouder kroonde bij de Masters in de leeftijdscategorie tussen 45 en 49 jaar. “Vroeger waren tijdritten doorslaggevender in de eindafrekening. Ik herinner me bijvoorbeeld nog de woorden van Lance Armstrong: ‘It takes two good time trials and one attack in the mountains to win the Tour’. In de Tour van 1947 stond er zelfs een monstertijdrit van 139 kilometer op het programma, die met brio gewonnen werd door onze landgenoot Raymond Impanis. Zo lang hoeft natuurlijk ook niet, maar een iets langere chrono in een grote ronde zou wel mogen. Een Giro, Tour of Vuelta met één tijdrit van 30 kilometer vind ik persoonlijk te weinig. Ook een ploegentijdrit is in mijn ogen altijd een meerwaarde.”

Tijdrijden versus klimmen
Als gerenommeerd bewegingswetenschapper en fervent (amateur)tijdrijder is Filip Speybrouck een ware autoriteit in het werk tegen de klok. Zo verklapt hij onder meer dat een individuele tijdrit qua inspanning helemaal anders is dan een ploegentijdrit, waar veel meer interval aan te pas komt. Ook over de verhouding tussen klimmen en tijdrijden vertelt hij interessante dingen in onze Arrivee-podcast. Is het bijvoorbeeld eenvoudiger om van een goede fietser een tijdrijder te maken dan een klimmer? “Klimmen draait vooral om watts per kilogram lichaamsgewicht, terwijl tijdrijden in wezen om watts per vierkante meter gaat. Fysiologisch gezien is dat een andere inspanning, dus het is zeker niet zo dat elke goede klimmer een goede tijdrijder is. Al zijn er uiteraard supertalenten die uitblinken in beide specialiteiten, inclusief enkele individuele nuances. Vergelijk je Evenepoel en Pogacar, dan zou je misschien kunnen stellen dat Remco als klimmer het niveau heeft van Pogacar als tijdrijder. De intervalcapaciteit van Pogacar is intrinsiek allicht hoger dan die van Remco, maar Remco is dan weer een betere temporijder, wat al meermaals gebleken is”, legt hij uit.
Voortdurende zoektocht
Het frontaal oppervlak zo klein mogelijk houden in functie van de aerodynamica en toch hoge wattages ontwikkelen: het is een kunst op zich. “En als er één gouden regel is, dan is het wel dat de positie op de fiets een uitermate individuele kwestie is”, benadrukt Filip Speybrouck. “Er bestaat geen ultieme oplossing die op iedereen toepasbaar is. Het is telkens puur maatwerk, en dat maakt het uiteraard erg boeiend. Iedere renner is anders gebouwd, heeft andere lichaamsverhoudingen, is wat meer of minder flexibel in zijn onderrug enzovoort. Neem nu Alec Segaert, die een eerder bolle rug heeft. Qua positie en helmkeuze heeft dat andere implicaties dan een rechtere rug. En zo zijn er tal van zaken die een verschil kunnen maken. Het is een voortdurende zoektocht naar een ideaal compromis tussen aerodynamica, krachtoverbrenging en comfort. Perfectie bestaat niet, er is altijd verbetering mogelijk. Vandaar dat regelmatige windtunneltests, bikefittings enzovoort geen overbodige luxe zijn, zeker op topniveau.”
Zin in meer? Luister dan naar de vijftiende aflevering van de podcast Arrivee, met Wim Lagae en Filip Speybrouck als centrale gasten. Ook de andere afleveringen zijn via de gekende podcastkanalen te (her)beluisteren.