De Lotto-ploeg leek de voorbije jaren uitgeblust, met als dieptepunt de ‘degradatie’ uit de WorldTour …
“Toen ik voor het eerst bij de ploeg aansloot, op stage in Denia, heb ik alvast niks gemerkt van enig defaitisme, integendeel. Ik voelde vooral sereniteit en veel goede wil om samen te werken. Dat stelde me meteen gerust: iedereen moet hetzelfde engagement, dezelfde betrokkenheid voelen. Want als je niet gelooft in wat je doet, zul je nooit de nodige inspanningen leveren om je doel te bereiken. Dat doel is duidelijk: in 2026 opnieuw deel uitmaken van de WorldTour. (denkt na) Weet je, wat mij betreft is die ‘degradatie’ een goede zaak geweest. Want zouden we dezelfde veerkracht aan de dag leggen, dezelfde drive om te reageren, als we in de WorldTour waren gebleven? Daar ben ik niet van overtuigd. De flow zit goed, maar de weg is natuurlijk nog lang. Daarom moeten we aan bepaalde punten blijven werken.”
Wat zijn die werkpunten zoal?
“Ik wil een ploeg bouwen mét mensen, niet rond mensen. Een atmosfeer creëren van ‘one team’. Dat betekent niet hetzelfde als snel tevreden zijn of zeggen dat het goed gaat als dat niet het geval is. Ik hou van wat ik doe, geef mezelf 200% en tel mijn uren niet. Dus verwacht ik dat iedereen – we zijn allemaal professionals – zich inschrijft in dezelfde dynamiek: zo weinig mogelijk aan het toeval overlaten.”
De negativiteit rond de ploeg lijkt al behoorlijk omgeslagen. De perceptie van buitenaf is een pak positiever dan voorheen …
“Dat komt net omdat iedereen verantwoordelijkheid krijgt en die ook opneemt. Sinds het begin van het seizoen heerst er inderdaad een gevoel van enthousiasme en euforie. Dat is goed, we moeten dat vasthouden en ervan genieten. Maar we moeten het ook in stand houden, want het is een fragiel evenwicht. Er komen hoe dan ook nog moeilijke momenten aan. Uiteraard is er Arnaud De Lie, die als een komeet aan het seizoen begon. Maar ik zie ook hoe Milan Menten, Maxim Van Gils en Lennert Van Eetvelt zich ontwikkelen. En dat Alec Segaert en Jarne Van de Paar klaarstaan. Winnen lukt vanzelfsprekend niet altijd, maar er heerst een sterk voelbare collectiviteit. On est ‘one team’, quoi.”
Winnen is in deze topgeneratie hoe dan ook niet eenvoudig. Maar als Lotto Dstny zich de komende weken niet genoeg laat zien, zal de kritiek misschien snel weer oplaaien …
“Daar ben ik me van bewust. We hebben een uiterst jonge ploeg, maar net daarom durf ik te zeggen: we hebben heel wat in huis om tegen 2026 een topploeg in de WorldTour te zijn. De media, maar ook veel ploegen hebben vandaag de neiging om renners als Evenepoel, Pogacar en Ayuso als de algemene norm te beschouwen. Dat klopt niet. Dit zijn uitzonderlijke talenten, van het kaliber van Merckx of Hinault. Waarschijnlijk zullen er nog wel meer van die jonge toppers doorbreken, omdat het wielrennen tegenwoordig verder staat in het vroegtijdig opsporen van talent. Maar we mogen niet vergeten dat er ook altijd laatbloeiers zijn geweest, talenten die meer tijd nodig hebben om zich te ontplooien.”
Een nobele filosofie, maar zou u hetzelfde zeggen als u zelf over het budget beschikte om wereldwijd jong talent op te sporen en wetenschappelijk klaar te stomen voor de top?
“Welke ploeg bestaat vandaag voor het grootste deel uit renners die zijn doorgestroomd vanuit de eigen jongerenwerking? Wij hebben die jongens zelf opgeleid, op onze manier: stap voor stap, zonder druk te zetten en op een ethisch verantwoorde wijze. Zó bouw je aan een solide basis.”
Lees het volledige artikel in de nieuwe editie van Poggio, nu verkrijgbaar in de winkel, HIER online te bestellen of HIER online te lezen via Blendle. Abonneer je HIER en geniet van onze aantrekkelijke abonnementsformules!