In Toscane wordt sinds 2007 de Strade Bianche gereden. De beelden van renners die over stoffige grindpaden rijden (de typische witte straten of ‘strade bianche’) spreken tot de verbeelding van de wielerliefhebber. Tel daar het prachtige landschap, de heerlijke gastronomie en het rijke culturele erfgoed bij en je beseft dat ook de wielertoerist een slechtere bestemming kan kiezen dan Toscane.
STRADE BIANCHE
Als uitvalsbasis kiezen wij Montepulciano. Op kilometers afstand al verleidt de lokroep van dit goudgelige versterkte stadje op een oude vulkaanheuvel. Het landschap is op en top Toscaans en dus weergaloos. Een rij cipressen slingert mee met de wegen tussen de welvingen van het landschap. Een statige villa staat eenzaam op de heuvel. Ontelbare rijen wijnstokken lijken met een liniaal op de heuvelflanken getekend. De wijnhuizen langs de hoofdstraat, de Corso, verdringen elkaar om de Vino Nobile de Montepulciano aan te prijzen. Deze wijn is een van de herontdekte topwijnen van Toscane. In de jaren tachtig trok hij zich uit de vergetelheid, in het spoor van de bekendere Brunello uit het naburige Montalcino. Toch was deze Vino Nobile al in 1549 de favoriete wijn aan het hof van paus Paulus III.
Maar eerst moet er gefietst worden. Door de wijngaarden trappen we naar Montechiello. Eerst genieten we nog van panorama’s op Montepulciano, maar daarna vloeken we om het stukje strade bianche dat we toch zo graag wilden fietsen. Het blijkt geen sinecure om op smalle koersbanden de korte, maar steile knikken in het landschap af te dalen en te beklimmen. Wat kan vier kilometer lang zijn … Tot onze verbazing halen we Montechiello zonder lekke band, maar met één schuiver. Vanaf dan houden we het wijselijk bij asfalt.
WEERGALOOS VAL D’ORCIA
Bagno Vignoni is vervolgens de poort naar het schitterende Val d’Orcia. Waarschijnlijk is dit het enige Italiaanse dorp waar de centrale plaats geen plein is, maar een warmwaterbad. Al in de middeleeuwen was Bagno Vignoni een kuuroord voor beroemdheden uit de wijde omgeving. Baden is er vandaag verboden, maar uitrusten mag nog steeds. De scherpe geur van pecorinokaas die doorgaans door Toscaanse dorpen dwarrelt, heeft hier plaats gemaakt voor de doordringende zwaveldamp van het heilzame water.
Voorbij dit ingedommelde middeleeuwse kuuroord volgen dertig eenzame, maar onweerstaanbare kilometers door de vallei van de Orcia. Eerst klimmen we zeven kilometer naar het op zijn rots gelegen Castiglione. Daarna wisselen oude eikenbossen en wijngaarden elkaar af. De enige nederzettingen bestaan uit uitgestrekte wijnvilla’s waarvan de omliggende eigendommen de oppervlakte van een gemiddeld Vlaams dorp benaderen. Een heerlijke afdaling volgt naar een eenzame treinhalte die Monte Amiata heet. Die is genoemd naar de geheimzinnige bergtop die al een halve dag aan de Toscaanse horizon glimt. Bij het vervallen station treffen we een bron met drinkbaar water aan. Die komt geen kilometer te vroeg: het is erg warm en onze voorraad drank vliegt erdoor. De eerste bar volgt pas tien (stijgende) kilometers verder. Dat is in Castelnuovo, een klein dorp met een grote abdij.
HEUVELSTADJES
Die abdij van Sant’Antimo was in de middeleeuwen een van de belangrijkste in zijn soort in Italië. De monniken waren de eerste wijnbouwers van de streek en grootgrondbezitters waar de vandaag nog steeds van aardig wat grond voorziene adellijke Toscaanse families jaloers op worden. Zo bezat de abdij ook het vijftien kilometer verderop gelegen heuvelstadje Montalcino (en alles wat ertussen ligt). Op weg naar dat stadje fietsen we door de wijngaarden waar de druiven van de beroemde Brunello di Montalcino parelen. Montalcino is doorgaans het zuidelijkste punt op het parcours van de Strade Bianche. De stad zelf ligt zoals alle stadjes hier op een heuveltop. Een bezoek begint dus altijd met een ferme klim, tussen ratelende Vespa’s, en eindigt met een flinke afdaling. Zo zijn we goed gelanceerd voor de volgende parel op een heuvelkam: Pienza.
Ooit een gehucht, later voorbestemd om een beeld van een renaissancestad te worden. Uiteindelijk is Pienza een gehucht gebleven mét enkele merkwaardige renaissancepaleizen en een kathedraal. Dat heeft het te danken aan Aeneas Sylvius Piccolomini. Deze humanist werd geboren in Pienza en schopte het in 1458 tot paus Pius II. Zijn plan om van zijn geboorteplaats een modelrenaissancestad te maken stierf samen met hem een vroegtijdige dood. Maar de duomo en het pausenpaleis waren toen al voltooid. Verder is Pienza nog steeds een dorp met een heerlijk op het zuiden gerichte corniche. Stegen met namen als Via della Fortuna en Via dell’Amore leiden naar dit balkon met zicht op een bijzonder fraai Toscaans landschap, met de mysterieuze Monte Amiata op de achtergrond. De meisjesnamen die in de poreuze zandsteen gekerfd staan, verraden dat het hier bij zonsondergang een vaste rendez-vousplek is voor plaatselijke koppeltjes. Fortuna en amore liggen er dan waarschijnlijk voor het rapen.
Voor ons wacht de zonsondergang echter op de heuvel van Montepulciano. De laatste vijftien kilometer ernaartoe klimmen gezapig tussen een wijds landschap van graanvelden, wijngaarden en cipressen. De steilste klim van de dag wacht tot de laatste hectometers van onze tocht. In een spiraal klimt de weg naar de Piazza Grande op de top van de heuvel. Hoger zijn we vandaag niet gefietst.
Dit artikel verscheen origineel in cycling.be magazine van maart 2014. Abonneer je hier!