Deel dit artikel:

Mollemalen en Konraddraaien

Ogenschijnlijk duiken ze een niemandsland in, om er binnen enkele minuten weer uit te worden gezogen. Ze storten zichzelf in een situatie die uitzichtloos lijkt. Een solo, net te ver om ook solo de finishlijn te passeren. Eigenlijk kan het niet wat ze doen. Het kunstje dat ze in gedachte hebben is optimistisch en opportunistisch. En toch lukt het ze. Op zoek naar Tourroem ontsnappen Bauke Mollema en Patrick Konrad uit de ruziënde meute van de vluchtergroep. Met succes.

Bauke Mollema en Patrick Konrad. Wie niet beter had geweten, wie niet naar fietsen had gekeken, had prima kunnen vermoeden dat het om twee professoren of stripfiguren zou gaan. In plaats daarvan zetten ze allebei op een haast identieke manier een Tourrit op vakkundige wijze naar hun hand. De avonturen van Mollema en Konrad op weg naar Quillan en Saint-Gaudens zijn kenmerkend voor deze hele Tour. De vluchters nemen La Grande Boucle helemaal over.

De vluchters. De leden van de Firma Dagjesmannen. Avonturiers op kronkelende wegen. Een mijnenveld vol niet-overnemende collega’s, spierballentaal en vergeefse bergpuntensprints. De duiventil van de dag. Terwijl er in het peloton de rust heerst, is de vluchtersgroep een wespennest vol uiteenlopende belangen. Belangen die zorgen voor verschillende inspanningen en opvallende manoeuvres. Zij die juist niet opvielen, waren Mollema en Konrad.

Mollema en Konrad. Meesters in het niet opvallen. Ze leken de eeuwige nummers zes of acht van een grote ronde. De aanvoerders van de tweede rij in het gevecht om de hoogste klassementsplekken. De plekken die de kijker drie weken lang in de gaten houdt, een vast onderdeel van het zomerse Tourgevoel. De plekken waarvoor het dringen is. Dringen om mee te rijden, aan te klampen, te lossen en weer aan te klampen. Mollema en Konrad. Ze waren daar vertrouwde namen. Maar wat had je dan, na drie weken, behalve een hoop aanklampen, lossen en weer aanklampen? Die eeuwige, zesde plek.

Altijd doet het deugd om renners die bijna tot het meubilair van de tweede klassementsrij waren gaan horen, te zien opbloeien in die andere rol. De rol van dagjesman. De rol van vrijbuiter, van vrijgezel op het leukste feest om vrijgezel te zijn. Los van het langdurige huwelijk met de klassementsplaatsen. Mollema en Konrad staan er perfect symbool voor. Los van het aanvullen van hun eigen palmares, brengen ze de koers terug naar de basis. Aanvallen, pijn lijden en met de handen omhoog over de finish komen.

En ze deden het zo mooi. Zo geniepig en slim. Demarreren op het moment dat de concurrentie pas net begonnen is met aanvalsplannen smeden. Allebei op een kilometer of veertig, nadat ze eerst zelf de oversteek naar de kopgroep hadden gemaakt. Allebei op een slapend moment in de wedstrijd. Allebei solo, niemand in de buurt wensend. Iedereen kijkt wat om zich heen en ze zijn weg. Ze leken te optimistisch, maar ze waren juist precies op tijd. Er is niets meer aan te doen.

Aan de lange solo’s van Bauke Mollema kleefde al een werkwoord: het Mollemalen. Stoempen, schudden en met de tong uit de mond de kilometers wegmalen. Patrick Konrad introduceerde op weg naar Saint-Gaudens zijn eigen handeling: het Konraddraaien. Op het buitenblad de zwarte piste van de Col du Portet-d’Aspet opdraaien. Verder en verder draaien. Grimassend naar de verregende menigte. En toch steeds verder uitlopen op de concurrentie. Efficiëntie verheven boven alles. Mollema en Konrad produceerden twee identieke solo’s met een toch compleet originele stijl.

Daarachter zaten ze, de dagjesmannen die te lang hadden gewacht op het goede moment. Opgesloten in het wespennest, tevergeefs naar elkaar tekijken. Balend van het verloop van hun dag. Moe van een bergsprint of een zinloze kopbeurt. En misschien wel berustend in de schoonheid van de reeds gevlogen etappewinnaar.

Want Mollema en Konrad waren vertrokken, en brachten de Tour in puurste vorm bij de mensen thuis.