Deel dit artikel:

Haselbacher aangevallen door kangoeroe

De Nederlander Bart Brentjens heeft de derde rit van de Crocodile Trophy gewonnen, maar het verhaal van de dag komt van de Oostenrijker René Haselbacher, die aangevallen werd door een kangoeroe.






Rene Haselbacher moet nog even bekomen van zijn ontmoeting met een kangoeroe. (foto crocodile trophy)
De derde rit van de Crocodile Trophy, de zwaarste mountainbikewedstrijd ter wereld, ging van Granite Gorge naar Irvinebank. Met een afstand van 144km, een te overwinnen hoogteverschil van 1600m en met onderweg voornamelijk onverharde stoffige wegen was dit de koninginnenetappe van de Croc 2010.

Brant Brentjens en Urs Huber waren de sterkste renners in koers. Uiteindelijk haalde de Nederlander het met 1 seconde voorsprong op de Zwitser. In het klassement zijn de rollen omgekeerd. Daarin leidt Huber met een bonus van meer dan 4 minuten op Brentjens.
 
Onze landgenoot Mike Mulkens werd derde donderdag, op 4 minuten van Brentjens, en is ook in het klassement opgerukt naar de derde plaats. Hij heeft wel al meer dan een halfuur goed te maken op Huber.

Rene Haselbacher finishte in Irvinebank als 9de, maar hij had wel het verhaal van de dag te vertellen. “Plots sprong er een kangoeroe midden in het groepje waarin ik aan het rijden was”, aldus de Oostenrijker, die afgelopen seizoen nog profrenner op de weg was bij het Oostenrijkse Voralberg-Corractec.





Jaan Kirsipuu: ‘Ik had ook moeite om recht te blijven. Maar dat was omdat ik zo hard moest lachen.’
“Een seconde later vlogen zowel de kangoeroe als ikzelf in de lucht”, ging de verbijsterde Haselbacher verder. Jaan Kirsipuu, die we ook nog van het wegwielrennen kennen, was getuige van de spectaculaire botsing. “Ik had ook moeite om recht te blijven”, getuigde de Est. “Maar dat was omdat ik zo hard moest lachen.”

Haselbacher, die als spurter gekend stond als een kamikazepiloot, kwam er zonder ernstige verwondingen vanaf. Bij de vrouwen ging de ritzege voor derde dag op rij naar de Australische thuisrijdster Abby McLennan.