Als renster heb ik nooit de kans gehad om Parijs-Roubaix te rijden. Niet dat ik er echt rouwig om ben, maar kom. Als cocommentator was ik er wel steeds bij. Vanaf de allereerste editie al, toen Lizzie Deignan als eerste over de streep bolde na een ongelooflijke solo.
Ik herinner het me alsof het gisteren was. Deignan is al jaar en dag een spokesperson van het vrouwenpeloton. Gestreden om Parijs-Roubaix op de kalender te krijgen, gestreden voor een volwaardige Tour de France Femmes. Om net hààr als allereerste winnares de velodroom te zien opdraaien, was een van de hoogtepunten uit m’n nog jonge carrière als cocommentator.
Roubaix is trouwens de enige aankomstplek waar we niet in een commentaarhokje zitten. Alle commentatoren mogen plaatsnemen op de tribune van de velodroom. Broederlijk naast elkaar, op heel erg smalle bankjes. Een ongelooflijk voorrecht. Het voelt ook een beetje onwezenlijk als je daar toekomt. Alsof de plek bijna té heroïsch is om zomaar te betreden.
Tieneke, onze cabineassistente, was zo vriendelijk geweest om dit jaar dekentjes mee te brengen. Want jawel, het kan koud zijn op de tribune. Eeuwige dank trouwens, ik heb er halfweg koers toch eentje over m’n benen gelegd.
Aan spanning was nochtans geen gebrek. En chaos, dat ook. Het hoort erbij: valpartijen, lekke banden, fietswissels, ellenlange achtervolgingen, terugkomen vanuit godvergeten posities … Dat maakt de wedstrijd ook aartsmoeilijk om te becommentariëren. Je moet, net als de rensters, constant gefocust blijven. Want het wedstrijdverhaal wijzigt continu. Het was heel vaak chaos in mijn hoofd, twijfel over wie waar nu ook alweer zat. Tijd om het even op te zoeken is er niet, want het zou zomaar kunnen dat je nét op dat moment een sleutelmoment mist in de koers. Naar het toilet gaan? Vergeet het! Koffietje halen? Geen denken aan.
All eyes on the cobbles, dat is wat telt. De rest komt later wel.
