Een stevige wind en kans op waaiers, koude temperaturen, geaccidenteerde parcoursen, nervositeit in het peloton … Het zijn ingrediënten die ervoor zorgen dat er in Parijs-Nice vaak op het scherpst van de snede gekoerst wordt en dat elke gewonnen of verloren seconde telt. Zo is het ook op 6 maart 2011, wanneer 176 renners de 69ste editie van de ‘Koers naar de Zon’ op gang trappen. Een van de uitverkorenen is Thomas De Gendt, een 24-jarige Oost-Vlaming die de talentenfabriek van Topsport Vlaanderen-Mercator in het tussenseizoen heeft ingewisseld voor het ambitieuze Vacansoleil-DCM. Na een geslaagd debuut in de Tour Down Under en een verdienstelijke Ronde van de Algarve zou Parijs-Nice zijn eerste grote rittenkoers op WorldTour-niveau worden.
De openingsetappe van Parijs-Nice draait uit op een hectische dollemansrit door het hinterland van start- en aankomstplaats Houdan. “Ik voelde me goed, maar had de vroege vlucht gemist en was dus veroordeeld tot het zenuwachtige gedrum in het peloton”, herinnert De Gendt zich. “De vroege vluchters mikten op de bergprijs en kregen nooit veel voorsprong. Dat bood perspectieven voor een nieuwe ontsnapping, want zodra ze waren ingelopen, keerde de rust even terug. Van dat momentje figuurlijke windstilte heb ik optimaal geprofiteerd.” Op 40 kilometer van de finish gaat De Gendt ervandoor, samen met Jérémy Roy (FDJ). Ook Jens Voigt (Leopard Trek), de Thomas De Gendt van zijn generatie, glipt mee en doet zoals gewoonlijk zijn duit in het zakje. “Pas toen we onder de vod van de laatste 3 kilometer reden, waar we de wind eindelijk in de rug hadden, begon ik echt in de zege te geloven. Ik voelde me niet de sterkste, maar was wel de snelste van ons groepje. Ik zette aan op 200 meter van de streep en schoot meteen naar de andere kant van de weg om Roy niet het voordeel van mijn slipstream te gunnen. Mijn timing bleek perfect en zo sleepte ik – als een echte koele kikker – mijn eerste grote zege in de wacht.”
Solist met sprinterscapaciteiten
Elf jaar na datum noemt De Gendt zijn triomf in Parijs-Nice nog altijd ‘de overwinning van de bevrijding’. Maar wat die zege eens zo bijzonder maakt, is de manier waarop ze tot stand kwam. Dat het via een ontsnapping gebeurde, hoeft niet te verwonderen. Maar een sprintende Thomas De Gendt? Dat zien we niet al te vaak … “Ik begrijp dat de buitenwereld er misschien van opkijkt omdat ik in het verleden vooral solo-overwinningen heb geboekt, maar vergis je niet: ik ben behoorlijk snel aan het eind van een lastige koers. Zeker als ik op pad ben met enkele andere vluchters, hoef ik niet bang te zijn om de sprint af te wachten. Maar alleen aankomen is en blijft natuurlijk het mooist van al, ook al omdat je dan zekerder bent van je stuk en enkel op je eigen strijd tegen de verzuring en de vermogensmeter hoeft te focussen. De ontlading na een gewonnen sprint is groter, maar de stress en de onzekerheid in de aanloop ernaartoe bevallen me niet zo. Vandaar dat ik toch altijd zal proberen om de rest uit het wiel te rijden. Maar als dat niet lukt, kan ik dus nog altijd teren op mijn spurt.”
Het mag duidelijk zijn: Thomas De Gendt is een solist met sprinterscapaciteiten. Maar hoe snel is hij precies? “Tegen een echte sprinter moet ik bijna altijd het onderspit delven, dus in dat opzicht maak ik me geen illusies. Maar moest ik het lef hebben om er vol voor te gaan, dan zou ik in een massasprint rond de tiende positie moeten kunnen eindigen. Ik herinner me nog de eerste ploegstage van Caleb Ewan. Ik had toen een GoPro-camera op mijn helm gemonteerd om een sprint tussen hem en zijn lead-out Jasper De Buyst in beeld te kunnen brengen en wist hen in extremis nog bijna te remonteren. Ik dan dus redelijk snel uit de hoek komen, vooral wanneer je het niet verwacht (lacht).”
Zo’n pure sprint winnen, is echter een ander verhaal, beseft De Gendt. “Het ontbreekt me aan ‘kick’ bij de eerste aanzet. Ik kan gedurende 20 seconden een heel hoog wattage duwen en verlies weinig terrein eens ik op gang ben gekomen, maar voor die piekwaarden van 1600 watt in de eerste meters ben ik niet explosief genoeg. Het voordeel is dat iedereen die aanzet kwijt is aan het eind van een lange ontsnapping. In dergelijke situaties komt het aan op die 20 secondenwaarde, dus als ik vrije baan krijg en tijdig kan beginnen sprinten, kan ik veel renners kloppen.”
Het hoofd en de benen
Dat dit geen loze woorden zijn, bewees De Gendt eveneens in de Vuelta van 2017. In de negentiende rit pakte hij uit met een tactisch meesterwerkje, al wil hij zelf toch een en ander nuanceren. “Ik had geen superbenen en was gelost op de laatste klim, maar kon dankzij de goede samenwerking in ons achtervolgende groepje en onder impuls van Bob Jungels, die voor een goed klassement reed, toch opnieuw aansluiten op 3 kilometer van de finish. Ik had geen echte ‘punch’ meer om te demarreren, dus de enige manier om tegen snelle mannen zoals Rui Costa, Roche en Garcia Cortina te kunnen winnen, was me niet laten flikken en alles op de sprint zetten. Ik besloot meteen naar het wiel te springen als iemand zou versnellen, om vervolgens niet meer over te nemen en te hopen dat het tempo niet zou stokken. Dat gebeurde ook, want Roche haalde de kastanjes uit het vuur.”
In de laatste honderden meters vielen de puzzelstukjes perfect op hun plaats voor De Gendt. “Ivan Garcia Cortina was in principe veruit de snelste van ons groepje, maar hij wilde als thuisrijder veel te graag winnen. Hij had zich op 40 kilometer van de meet ook al aan een domme uitval gewaagd en veel krachten verspeeld, dus het was duidelijk dat hij nerveus was. Ondanks de tegenwind begon hij al op 300 meter van de meet te sprinten. Op die manier fungeerde hij als een ideale springplank. Ik kon optimaal profiteren van zijn slipstream en kon hem in de laatste tientallen meters overvleugelen. Ik was die dag niet de snelste en zeker niet de sterkste, maar wel de slimste. Als Garcia Cortina zijn zenuwen had kunnen bedwingen, zou hij altijd gewonnen zijn. Maar hij was overmoedig en mijn gok pakte goed uit. Dus je ziet: je moet in zo’n finale voldoende lucide zijn om de juiste keuzes te maken, maar je hebt ook wat geluk nodig om uiteindelijk aan het langste eind te kunnen trekken. Een sprint kan soms vreemd uitpakken, zeker na een dag in de aanval in een grote ronde.”
Thomas De Gendt zit intussen aan vijftien WorldTour-overwinningen. Elf keer pakte hij uit met een ijzersterke solo, vier keer nekte hij de concurrentie met een welgemikt eindschot. “Mijn solo’s spreken natuurlijk het meest tot de verbeelding, maar ook die sprintoverwinningen schat ik hoog in”, zegt De Gendt. “Ik koester die momenten wel. Allicht omdat ze niet zo talrijk zijn (lacht). Voor topsprinters die jaarlijks tien keer hun handen in de lucht gooien is dat waarschijnlijk anders, maar ik zit nu aan zeventien profzeges in heel mijn carrière. Als je geen topsprinter, -klimmer of -tijdrijder bent, is het zeer moeilijk om koersen te winnen. Goede benen, het plan dat klopt, de koerssituatie die in je voordeel uitdraait, het feit dat je die dag de sterkste of de slimste bent, het harde werk dat beloond wordt …: het zijn puzzelstukjes die in elkaar moeten vallen. Blij dat dit opnieuw gelukt is in de Giro!”
Dit artikel verscheen in Cycling, nu verkrijgbaar in de winkel, HIER online te bestellen of HIER online te lezen via Blendle. Abonneer je HIER en geniet van onze aantrekkelijke abonnementsformules!