Alec Segaert
Het is negentien jaar, Belgisch en kan verdomd hard met de fiets rijden? ‘Cian Uijtdebroeks’ zullen veel wielerliefhebbers riposteren sinds dienst glorieuze triomf in de Ronde van de Toekomst. Een antwoord dat uiteraard correct is, maar als het over het pure hardrijden gaat, is Alec Segaert de enige echte referentie in die leeftijdscategorie. De West-Vlaming kwam via het duatlon- en triatloncircuit in het wielrennen terecht en focust pas sinds 2021 volledig op de fiets, met het tijdrijden als favoriete discipline.
Dat Segaert een toptalent is, bleek al meteen: een Europese tijdrittitel bij de junioren, een bronzen plak op het wereldkampioenschap tijdrijden voor junioren in eigen land en als kers op de taart een tweede plek in Parijs-Roubaix, waar hij in een sprint met drie enkel de duimen moest leggen voor de Noor Stian Fredheim. Een scenario dat zich gisteren herhaalde op het WK tijdrijden voor beloften in Wollongong, waar Soren Waerenskjold de kwelduivel van dienst was. Toch mag Segaert terecht tevreden zijn: als negentienjarig broekje rekende hij vakkundig af met heel wat oudere hardrijders en stoomde hij met een gemiddelde van meer dan 50 kilometer per uur naar de zilveren medaille. “Achter zo’n beer tweede worden is mooi”, reageerde hij nadien, in de wetenschap dat zijn steile groeicurve zich in zijn eerste beloftenjaar gewoon heeft doorgezet (met ook al een Europese tijdrittitel) en dat hij nog enkele jaren de tijd heeft om een gooi te doen naar het goud.
Het is dus nu al uitkijken naar de toekomst voor Segaert, die burgerlijk ingenieur studeert en getraind wordt door zijn broer Loïc. De Lotto-formatie aarzelde alleszins niet om haar nieuwe goudhaantje langer aan zich te binden. Segaert mag nog een extra jaar rijpen in het beloftenpeloton – hoewel hij nu al leeft en traint als een volleerde prof – en zal dan in de zomer van 2024 definitief overstappen naar de grote jongens. Daar zal hij in de persoon van Victor Campenaerts een ideale leermeester vinden om zich verder te bekwamen in het werk tegen de klok …
Febe Jooris
“Febe Jooris is iemand om in de gaten te houden”, vertelde Jolien D’hoore in het meinummer van Cycling, toen we bij enkele ervaringsdeskundigen polsten naar de toekomst van het Belgische vrouwenwielrennen. Het kennersoog van Jolien blijkt nog steeds goed afgesteld te zijn, want niemand minder dan Febe Jooris snelde deze ochtend naar een knappe derde plaats op het WK tijdrijden voor vrouwelijke junioren in Australië. De zeventienjarige Oost-Vlaamse wurmde zich dankzij een sterk tweede deel nipt op het podium, een primeur voor ons land! “Vooraf hoopte ik op top 5, maar het podium is boven verwachting”, zei ze nadien met de bronzen plak om haar nek.
De derde plaats van Jooris is een enorme opsteker, zeker omdat de kloof met de top vorig jaar op het WK in Vlaanderen nog behoorlijk groot was. Al was ze toen best tevreden met haar negende stek en liet ze weten dat ze bewust voor een gestage carrièreopbouw koos, die blijkbaar nu al zijn vruchten begint af te werpen. Haar EK-medailles – brons in het tijdrijden en de ploegkoers op de piste (samen met dat andere rastalent Hélène Hesters) – deden reeds het beste vermoeden, maar dit WK-brons bewijst eens te meer dat ze de voorbije maanden een enorme stap vooruit heeft gezet.
Kortom: de toekomst oogt mooi! Jooris, die de wielermicrobe enkele jaren geleden te pakken kreeg door elke zondag op pad te gaan met een groep amateurwielrenners, wil zich in de eerste plaats verder toespitsen op het werk tegen de klok, met het eerste WK tijdrijden voor U23-vrouwen als ultieme doel. Daarnaast wil ze als lid van de U19-kern van AG Insurance-NXTG extra ervaring opdoen op de weg, in de hoop zo ooit haar favoriete koers Parijs-Roubaix te kunnen betwisten. Haar ultieme droom is echter deelnemen aan de Olympische Spelen, wat zowel op de weg als de piste kan. Naar het voorbeeld van Lotte Kopecky wil Jooris de weg en het tijdrijden immers zo lang mogelijk combineren met het baanwielrennen.
