Het wordt de eerste keer La Doyenne voor Van Aert. Die zou, mocht hij winnen, de eerste Belgische winnaar sinds Philippe Gilbert in 2011 zijn. Maar hoe groot zijn zijn kansen? En verlangen we met z’n allen niet te veel door ‘m ook meteen de overwinning aan te schrijven in wat de lastigste Belgische koers moet zijn? Wat alleszins vaststaat, is dat er wel een aantal zaken in zijn voordeel spelen om morgen mee te bikkelen voor winst.
1. Hij bewees zijn klimcapaciteiten al
Winst in de Omloop, Gent-Wevelgem en de E3 Saxo Bank Classic. Tweede plaatsen in Parijs-Roubaix en op het wereldkampioenschap tijdrijden, en ritwinst in de Tour op de Champs-Elysées. Een renner met zo’n erelijst zou je het normaal gezien niet meteen geven om ook te presteren in een wedstrijd met ruim 4500 hoogtemeters. Normaal gezien niet, maar dat vervalt in het geval van Wout van Aert.
Want die bewees al wel flink te kunnen klimmen. Herinnert u zich de 15de rit van de Tour van 2020 nog? Van Aert was daar, op de Grand Colombier, aan het werk als knecht voor Primoz Roglic. Hij bepaalde het tempo in de favorietengroep, en onder aanvoer van Van Aert ging het te snel voor namen als Nairo Quintana en Egan Bernal. Wout reed er de Colombianen af.
Een jaar later won hij zelfs een Tourrit met een dubbele passage over de Mont Ventoux. Nog meer bewijzen voor klimcapaciteiten zijn overbodig.
2. Het parcours zou ‘m moeten liggen
De Olympische wegrit in Tokyo en het WK in Imola van 2020 hebben wel wat gemeen met elkaar. Niet alleen ging het zilver in beide wedstrijden naar Wout van Aert, maar ook hun parcoursen lijken in cijfers op elkaar. In Imola zo’n 4500 hoogtemeters in 258 kilometer, in Tokyo 4800 hoogtemeters in 234 kilometer. Het parcours van zondag: 254 kilometer en zo’n 4500 hoogtemeters.
Na de Côte de la Roche-aux-Faucons is het zondag ook nagenoeg enkel maar dalen. Met wat verbeelding hebben de laatste kilometers in die zin wat gemeen met Milaan-Sanremo, in 2020 een kolfje naar de hand van Van Aert.
3. Weinig tot geen vormverlies na coronabesmetting
Het moet zowat het allerslechte moment zijn voor een Vlaamse klassieke renner: in de dagen voor de Ronde van Vlaanderen het coronavirus oplopen. Maar voor Van Aert werd dat een kwestie van dagen voor dat probleem van de baan werd geruimd. Die trok naar Spanje om zijn vormpeil en zijn Parijs-Roubaix nog te redden, en zijn ploeg oordeelde, met extra voorzichtigheid na het voorval met Sonny Colbrelli, dat het veilig was om te starten aan Roubaix. Van Aert bewees dat, en reed zondag naar een tweede plaats in de Helleklassieker.
4. Kopman bij afwezigheid van Roglic?
Primoz Roglic, de winnaar van 2020, is er morgen niet bij voor Jumbo-Visma. De Sloveen is nog herstellende van een knieblessure en laat verstek gaan. Daardoor wordt Van Aert misschien wel de enige kopman bij de gele brigade. Kopman zijn is een zware taak, maar als kopman kunnen rekenen op onder andere Jonas Vingegaard, Tiesj Benoot en Sam Oomen maakt het er misschien wel iets makkelijker op.
5. Extra motivatie na het missen van de Ronde
Aan het begin van het seizoen stond Luik-Bastenaken-Luik nooit op het programma van de Belgische kampioen. Pas vorige week, na het missen van de Ronde en de Amstel, maakte Van Aert bekend La Doyenne toe te voegen aan zijn programma. Hij kan er alleszins het gemis van beide koersen mee goedmaken, wat misschien voor een extra stimulans zorgt. Het wordt zijn laatste wedstrijd in een tijdje, want in mei trekt Van Aert op hoogtestage in functie van de Tour.
De tweede plaats in Roubaix zorgt op zijn beurt voor nog meer drang naar een (monumentale) winst. Van Aert won dit voorjaar al twee klassiekers: de Omloop op 26 februari, de E3 op 25 maart en straks misschien Luik-Bastenaken-Luik op 24 april. Het zou alleszins keurig staan, om zowel de opener als de afsluiter van het klassieke voorjaar te winnen. De laatste die dat klaarde was Eddy Merckx in 1973!