Nog twee nachtjes slapen en de Ronde van Frankrijk gaat (eindelijk) van start. In ons Tourmagazine somden we vier redenen op die deze 109e editie meer dan de moeite waard zullen maken. We bouwen op naar de Grand Départ in Kopenhagen door er elke dag eentje te belichten. Vandaag focussen we op het klimwerk en de vele aankomsten bergop.
Een opvallende trend de voorbije jaren in de Tour: het aantal aankomsten bergop was niet al te dik gezaaid en heel wat bergritten eindigden in het dal. Daar maakt de organisatie in deze editie resoluut komaf mee, want met vijf volwaardige ‘arrivées en altitude’ – Super Planche des Belles Filles (rit 7), Col du Granon (rit 11), Alpe d’Huez (rit 12), Peyragudes (rit 17) en Hautacam (rit 18) – is het smullen geblazen voor de aanwezige berggeiten. Tellen we er de hellende stroken naar de finish in Châtel (rit 9), Megève (rit 10) en Mende (rit 14) ook nog bij, evenals de punchersaankomsten in Longwy (rit 6) en Lausanne (rit 8), dan kunnen we concluderen dat bijna de helft van alle Touretappes boven op een klim of helling eindigt!

De Tour passeert dit jaar door vier bergketens: de Vogezen, de Alpen, het Centraal Massief en de Pyreneeën. Hoewel er in totaal ‘amper’ 23 officiële cols beklommen worden – ter vergelijking: in 2019 en 2021 waren het er 27 en in 2020 zelfs 29 – is er aan hoogtemeters wederom geen gebrek. Vooral de vierdaagse in de Alpen (ritten 9-12) zal menig renner even doen slikken. Met wat goede wil kan de bergrit naar Châtel daags voor de tweede rustdag nog een opwarmertje genoemd worden, maar nadien is het menens. Dan staan er drie korte, nijdige etappes van respectievelijk 148, 149 en 166 kilometer op het programma, inclusief twee moordende slotcols. Het Centraal Massief doet zijn duit in het zakje via de steile Côte de la Croix Neuve richting het vliegveld van Mende, waarna een stevig drieluik in de Pyreneeën (ritten 16-18) het klassement mogelijk al in een beslissende plooi zal leggen.

De parcoursbouwer ging duidelijk erg selectief te werk bij het programmeren van de beklimmingen. Een van de opvallendste namen is de 2413 meter hoge Col du Granon, die voor het laatst bedwongen werd in 1986 en die de renners letterlijk en figuurlijk de adem zal afsnijden. Aan de introductie van Alpe d’Huez is dan weer de nodige geschiedenis verbonden, want het is exact zeventig jaar geleden dat de legendarische klim met de 21 haarspeldbochten als allereerste aankomst bergop fungeerde in de Ronde van Frankrijk. Het was ‘Campionissimo’ Fausto Coppi die er triomfeerde en die er de basis legde voor zijn soevereine eindzege in 1952. Eveneens frappant: het peloton klimt dit jaar twee keer naar het dak van de Tour, want de 2642 meter hoge Col du Galibier duikt zowel op in rit 11 als 12.


Ook in de Pyreneeën wachten twee iconische slotcols waar de favorieten voor de eindzege eeuwige roem kunnen vergaren. Voorts zijn ze goed voor een primeur met de pittige Col de Spandelles, die de laatste bergetappe ongetwijfeld extra cachet zal geven. Vaste waarden als de Col d’Aspin en de Col d’Aubisque zijn eveneens van de partij.


Lees het volledige artikel in de nieuwe editie van Cycling, nu verkrijgbaar in de winkel, HIER online te bestellen of HIER online te lezen via Blendle. Abonneer je HIER en geniet van onze aantrekkelijke abonnementsformules!